de moslims van Lucera

Responsive image

achtergrond

Sicilië werd tussen 1060 en 1090 door de Normandiërs voor de christenheid heroverd op de Saracenen (**). Tijdens de Normandische overheersing van Robert Guiscard en vooral Rogier II  heerste een relatieve tolerantie ten opzichte van de islam. Rogier II had Arabische kunstenaars in dienst om zijn paleis in Palermo te verfraaien. Om hun godsdienst vrijelijk te kunnen uitoefenen, moesten de moslims wel een extra kopbelasting betalen, net zoals de christenen als dhimmi (niet-moslims) de jizya moesten betalen toen de islam heerste over het eiland. Die tolerantie ten opzichte van moslims bleef zelfs nog een tijd voortduren onder de dynastie van de Hohenstaufen.

Maar naarmate het christelijke Westen zich ging bezighouden met de Derde en Vierde Kruistocht, groeide de religieuze onverdraagzaamheid. Frederik II was nog niet de almachtige keizer van het Heilig Roomse Rijk, de diplomatieke kruisvaarder, kidnapper van monniken, overvaller van Rome en vijand van de Paus, die hij later zou worden. Ook hij kon niet weerstaan aan de christelijke oproepen flink druk te zetten op de "ongelovigen". Verhoogde belastingen en onderdrukking leidden vanaf 1220 regelmatig tot opstanden van moslims op het hele eilandgedeelte van het koninkrijk, die meestal slechts met grote moeite neergeslagen konden worden.

deportatie van de Saracenen naar het vasteland

Het onderdrukken van het Saraceense verzet op Sicilië was een uiterst moeizame zaak geweest. Bovendien kon het verzet elk moment weer oplaaien. Door de betrekkelijk korte afstand tot Noord-Afrika, was er altijd het gevaar dat de opstandelingen op Sicilië gesteund werden door de aanvoer van mensen en middelen.

Daarom nam Frederik in 1224 het drastische besluit het grootste deel van de moslimpopulatie van het eiland te verplaatsen naar steden op het vasteland: Girofalco in Calabrië (ZW van Catanzaro), Acerenza in Lucania (NO van Potenza) en Lucera (regio Apulië, in de provincie Foggia). (hier een overzichtskaartje)

De twee eerstgenoemde steden lagen zo dicht bij Sicilië dat heel wat moslims terug naar huis vluchtten. In 1239 maakte Frederik daar een eind aan. Om toekomstige problemen te vermijden liet hij alle moslims uit die twee steden maar ook de moslims van Malta, die zich niet wilden bekeren tot het christendom, overplaatsen naar het controleerbare, lage heuvelland van de Capitanata, het gebied rondom Lucera, dat het centrum vormde van de moslimkolonie.

Lucera

Lucera, ooit een militaire Romeinse kolonie, was een verwaarloosde, half ontvolkte plaats op het moment dat de Saracenen er kwamen wonen.

Maar onder de moslims bloeide de stad snel op en werd beroemd als het centrum van kunstnijverheid. Saracenen weefden de beste zijden gewaden, knoopten de mooiste tapijten, smeedden de sterkste en scherpste zwaarden en maakten de beste bogen. Door het handelsinstinct van de moslims groeide Lucera nog ten tijde van Frederik uit tot één van de zeven belangrijkste handelscentra in het koninkrijk. Rond 1250 had Lucera tegen de 60.000 inwoners, waarvan ca. 25.000 moslims.

autonomie en godsdienstvrijheid

De Saracenen stonden onder militair toezicht dat moest voorkomen dat zij zich zouden verspreiden naar andere delen van Zuid-Italië. Hun bewegingsvrijheid was daarmee beperkt. Toch leverde de nieuwe situatie hen ook grote voordelen op. In ruil voor hun gehoorzaamheid en trouw aan hun vorst, werd de Saracenen een verrassende mate van autonomie vergund. Zij mochten hun taal en cultuur houden, hadden eigen bestuurders, eigen wetten en eigen rechtspraak door kadi’s op basis van islamitisch recht, de sharia. De moslimgemeenschap genoot zelfs volledige godsdienstvrijheid. Christenen die door het gebied reisden, konden hun ogen niet geloven. Vanaf de minaretten, van veraf zichtbaar in het vlakke land, riepen muezzins de gelovigen op tot het gebed. De Saracenen hadden hun eigen moskeekathedraal  (jami') en vele moskeeën en Koranscholen. Aanvankelijk ging de Kerk er nog van uit dat de moslims zich wel snel zouden bekeren omdat zij zo afgezonderd waren. Maar niets bleek minder waar. Pogingen om hen te bekeren, mislukten jammerlijk. Ook ten tijde van Gregorius IX bleek dat de Saracenen onverbeterlijk vasthielden aan hun geloof.

welk doel had Frederik ermee?

Dat was precies wat Frederik had beoogd. Door een potentieel gevaarlijke bevolkingsgroep hier te isoleren, ontstond er een islamitische “bufferstaat” tussen de Kerkelijke Staat en het Koninkrijk Sicilië, die volstrekt onbeïnvloedbaar was voor alle gebruikelijke kerkelijke vermaningen, sancties of straffen. Daarnaast had Frederik economische en militaire bedoelingen met de deportatie van Saracenen naar Lucera.

In vredestijd gaven de Saracenen het land een economische impuls. Ze bouwden huizen, legden wegen aan, maakten het dorre land vruchtbaar en verbouwden vooral tarwe, gerst, groenten, druiven en ander fruit.

In de Arabische werkplaatsen werden allerhande zaken vervaardigd waaraan het hof behoefte had: wapens, stoffen, tapijten, kleding, zadels en paardentuig, tenten, keramiek, hout- en metaalwaren. Ook specialiseerden de Saracenen zich op nog andere gebieden waarop moslims traditioneel hadden uitgeblonken: geneeskunde, artistieke ambachten, en het fokken van dieren (paarden, maar ook exotische dieren als luipaarden en beren).

Het kasteel van Lucera, het hart van de moslimkolonie, was van de buitenkant een zwaar bewaakte vesting, waar een groot deel van de staatsschat werd bewaard. Van binnen was het een prachtig paleis waar degenen verbleven die zorgden voor het vermaak van de keizer: muzikanten, zangers, danseressen – en mogelijk ook zijn haremvrouwen.

het leger

De hoofdtaak van het mannelijke bevolkingsdeel van Lucera was dienst te doen in het leger van de keizer. Een groot deel van Frederiks gevolg, waaronder zijn persoonlijke lijfwacht, bestond uit Saracenen. Ook omdat zij volkomen afhankelijk waren van zijn bescherming, dienden de moslims van Lucera Frederik met absolute trouw. Frederik, die vloeiend Arabisch sprak, voelde zich nauw verbonden met “zijn” Saracenen. Ook toen Frederik op kruistocht ging, bestond zijn persoonlijke garde uit Saracenen, die hem in het Heilig Land beschermden toen hij door medechristenen belaagd werd.

De Saracenen, fantastische ruiters, gevreesd als zwaardvechters en boogschutters, vormden ook de kern van het keizerlijke leger. Frederik bouwde een staand leger van Saracenen op van 8.000 à 9.000 man dat op elk moment paraat was en zichzelf kon voorzien van paarden en wapens. Geen huurlingen, maar een strijdmacht van elitetroepen van door persoonlijke trouw aan hem gebonden moslimstrijders, die voor hun ‘Imbiratoer’ door het vuur gingen. Ook na Frederiks dood beleven de Saracenen trouw aan de Hohenstaufen, en vochten zij o.a. aan de zijde van Manfred tegen de Franse troepen van Karel van Anjou.

huidige tijd

Van de moslimaanwezigheid in Lucera is nog maar weinig terug te vinden. De kathedraal werd gebouwd op de plaats van de grootste moskee; één van de minaretten werd in het gebouw geïntegreerd. Verder toont het gemeentelijk museum van Lucera archeologische vondsten uit de streek, waaronder veel keramiek met Arabische inscripties en versieringen.

Desondanks werd in 2009 via genetisch onderzoek vastgesteld dat de bevolking van Lucera en omgeving nog voor 4,7 % van Noord-Afrikaanse origine was, wat een bewijs is van de historische Arabische aanwezigheid in deze contreien. De verspreiding van typische moslimnamen uit Lucera in Latijnse documenten wijst op een blijvende aanwezigheid in de regio en toont aan dat de moslims na hun verbanning zich verspreidden naar steden zoals Napels en Barletta, maar ook naar andere landstreken, zoals Lazio en Marche.