“Geloof in God had hij niet. Hij was een achterbaks mens, sluw, gierig, wellustig, boosaardig en driftig. Maar soms, als hij zijn goedheid en grootmoedigheid wilde bewijzen, was deze indrukwekkende man vriendelijk, vrolijk, open en edelmoedig.”(Salimbene van Parma)
Dat Frederik II al bij zijn leven zeer omstreden was, blijkt uit de bonte reeks bijnamen die hij kreeg van voor- en tegenstanders. In het beeldende taalgebruik van de 13e eeuw wordt de Keizer uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is.
De bekendste bijnaam is “Stupor Mundi” – de Wereldverbazer; Hij die Wereld versteld doet staan. Enkele lovende benamingen zijn: ‘Wonderbaarlijke Wereldveranderaar’, ‘Geliefde Zoon van de Kerk’ en ‘Vriend van de Wijsheid’. Zijn volgelingen zagen in hem een Messias. Maar door zijn vijanden werd hij ‘Meester van de Wreedheid’ genoemd, ‘Sultan van Lucera’ en ‘Antichrist’. Soms veranderde men van mening. Dezelfde Gregorius IX die Frederik aanvankelijk aanduidde als ‘cherubijn’, en ‘lievelingsplant van de Kerk, noemde hem later ‘het beest uit de Apocalyps’.
De stof die Frederik deed opwaaien, is neergedwarreld op de bladen van vele tientallen jaarboeken en kronieken, die onderling sterk verschillen in benadering en beoordeling. Bloemrijke verhalen met schromelijke overdrijvingen en fantastische verzinsels worden afgewisseld door nuchtere vermeldingen van afstandelijke waarnemers en bezorgde commentatoren. De meeste kronieken van na Frederiks dood oordelen sterk negatief over hem: kroniekschrijvers behoorden veelal tot de geestelijke stand. Het is onvermijdelijk dat in hun beeldvorming alle gruwelverhalen meespeelden over de verdorvenheid van de keizer en zijn wreedheden tegen (dienaren van) de Kerk. Het (kerkelijk-)politiek correcte negatieve beeld van de keizer werd met enige gretigheid verder uitgebouwd. In allerlei verhalen werd nieuw “bewijsmateriaal” aangedragen waarmee hij werd afgeschilderd als een duivels vervolger van de Kerk. Door een vruchtbare bodem te bieden aan verhalen over Frederiks gruweldaden heeft de Kerk bewust bijgedragen tot het vertroebelen van het collectieve geheugen – met de bedoeling dat de gevreesde tegenstander uiteindelijk zou vervagen tot een ongevaarlijke schim in een halfvergeten legende.
De bekendste - tevens meest vijandige kroniek - is de geschiedschrijving van de kleurrijke franciscaan Salimbene van Parma (1221-1287). Deze bereisde minderbroeder was een geïnteresseerd historicus en een fanatieke anti-Staufer. Een groot deel van zijn breed opgezette kroniek van de 13e eeuw is een polemiek tegen Frederik. Met zijn levendige fantasie en vileine stift heeft Salimbene als geen ander Frederiks reputatie besmeurd. Aan zijn sappig verdachtmakingen en geniepige verzinsels werd veel geloof gehecht. De verhalen die Salimbene in de wereld heeft gebracht, leiden een hardnekkig leven. Het zijn vernuftige versmeltingen van geruchten en verzinsels, waarin bestaande informatie over Frederik vernuftig werd ingekapseld in verzonnen anekdotes en aantijgingen. Sommige ervan kwamen zo geloofwaardig over dat ze in de overlevering zijn uitgegroeid tot historische ‘feiten’. Niet zelden zijn deze mythes het enige van wat men vagelijk over Frederik weet.
Hoe negatief veel kroniekschrijvers ook over Frederik schrijven, toch hebben zij onbedoeld geholpen de herinnering aan zijn uitzonderlijke begaafdheid en opmerkelijke kwaliteiten te bewaren. Hoewel niet van harte, uiten ook zij herhaaldelijk hun bewondering voor Frederiks prestaties en talenten. Aan verdiensten die zelfs door onverzoenlijke tegenstanders worden erkend, hoeft niet getwijfeld te worden. Zelfs Salimbene van Parma moet toegeven dat Frederik zijn goede kanten had: “Hij kon lezen, schrijven, zingen en gedichten en gezangen maken. Als hij een goed katholiek was geweest, en God, de Kerk en zijn eigen ziel had liefgehad, dan waren er onder de heersers der wereld weinigen aan hem gelijk geweest.”